Het woonplaatsbeginsel regelt welke gemeente financieel verantwoordelijk is voor de uitvoering van de jeugdhulp. Het huidige woonplaatsbeginsel, waarbij het gezag het woonplaatsbeginsel en daarmee de betalende gemeente bepaalt, levert veel knelpunten op. Daarom gaat het woonplaatsbeginsel veranderen.
In deze blog gaan we in op deze aanstaande wijziging. Zowel de huidige situatie als de nieuwe situatie wordt nader uitgelegd. Wij geven in deel 1 tips hoe het beste invulling gegeven kan worden aan het complexe huidige woonplaatsbeginsel. De volgende blog, deel 2, gaat in op hoe jij je als zorgaanbieder kan voorbereiden.
In verband met het uitstellen van het nieuwe woonplaatsbeginsel voor jeugdhulp per 2021 in plaats van per 2020, is de weg naar begrijpelijke jeugdhulp nog lang. Het decentraliseren van jeugdhulp kent vele uitdagingen. Niet alleen de zorgverleners, maar ook de medewerkers van de zorgadministratie zien soms door de vele bomen het bos niet meer. Het nieuwe woonplaatsbeginsel zal meer duidelijkheid verschaffen over welke gemeente verantwoordelijk is voor welke jeugdige.
Oude situatie
Uit de hoeveelheid processtappen in bijgaand schema is op te maken dat de complexiteit van de huidige regeling hoog is. In de huidige situatie wordt er gekeken naar waar het gezag ligt over de jeugdige. De gemeente waar de gezaghebbende woont betaalt de rekening. Het gezag kan echter ook gecompliceerder liggen dan dat. Wanneer er sprake is van tijdelijk gezag, voorlopig gezag en/of gescheiden ouders is het soms zoeken naar de financier van de te leveren zorg.
In het nieuwe woonplaatsbeginsel hoeft voor het bepalen van de verantwoordelijke gemeente het gezag niet meer te worden uitgezocht en wordt voor de woonplaats aangesloten bij de Basisregistratie Personen (BRP):
- Voor ambulante jeugdhulp is verantwoordelijk: de gemeente waar de jeugdige zijn woonadres heeft volgens de Basisregistratie Personen (de BRP). Deze definitie is duidelijker en eenvoudiger.
- Bij jeugdhulp met verblijf is verantwoordelijk: de gemeente waar de jeugdige onmiddellijk voorafgaand aan zijn (eerste) verblijf zijn woonadres in de zin van de Wet basisregistratie personen had. De gemeente waar de jeugdige vandaan komt, blijft dus (financieel) verantwoordelijk voor de jeugdige.
Voor de nieuwe definitie van het woonplaatsbeginsel moet de wet worden gewijzigd, het financieel verdeelmodel worden aangepast en een zorgvuldige implementatie worden georganiseerd. Gezien de fases waarin de drie trajecten zich bevinden, is besloten om het nieuwe woonplaatsbeginsel een jaar later in te voeren dan oorspronkelijk gepland, namelijk 1 januari 2021.
Om het nieuwe woonplaatsbeginsel te kunnen toepassen moeten gemeenten en aanbieders hun administratieve processen gaan aanpassen. Hiervoor moeten afspraken worden gemaakt. Op 1 januari 2021 vindt de overdracht van alle (zittende) cliënten plaats. Daarnaast wordt onderzocht welke invloed het nieuwe woonplaatsbeginsel heeft op ‘bijzondere’ gemeenten waar nu veel verblijfszorg is of veel pleegzorg. Voor dit onderdeel zal een ondersteuningsteam worden opgezet die gemeenten en aanbieders helpen bij het inrichten van de nieuwe processen en afspraken.
In deel 2 gaan we verder in op hoe je kan omgaan met het huidige woonplaatsbeginsel.
Wil jij een handig interactief hulpmiddel om de bestaande woonplaatsbeginsel beter te gebruiken in de praktijk?
Woonplaatsbeginsel model
Consultants Care
Consultant Care
Senior Consultant Care